Er is een fout opgetreden bij het genereren van deze content.
Voeding
Welke kleine zoogdieren zijn (geen) knaagdieren en wat betekent dat voor hun voeding?
Bij Versele-Laga hebben we verschillende gamma's met voeding voor kleine zoogdieren. Dieren die hieronder vallen zijn konijnen, cavia’s, degoes, chinchilla’s, (dwerg)hamsters, ratten, muizen, gerbils, eekhoorns en fretten. De overkoepelende term kleine zoogdieren hebben we in ons bedrijf geïntroduceerd om die dieren met een gelijkaardige huisvesting en plaats in het gezin te groeperen. Het grootste deel van deze kleine zoogdieren zijn knaagdieren (rodentia), maar er zijn twee uitzonderingen: konijnen en fretten.
Konijnen behoren niet tot de orde van de knaagdieren, maar wel tot die van de haasachtigen (Lagomorpha). Dat komt omdat een konijn in de bovenkaak vier snijtanden (waaronder twee stifttanden) heeft, terwijl knaagdieren er maar twee hebben. Zowel konijnen als knaagdieren hebben dan ook nog telkens twee snijtanden in de onderkaak. Het onderscheid konijn-knaagdier wordt dus niet gemaakt op basis van het voedingspatroon, maar wel op basis van de anatomie van het gebit.
Fretten behoren dan weer tot de orde van de roofdieren (carnivora). De bouw van hun gebit is helemaal anders dan dat van knaagdieren en haasachtigen en ze hebben ook een veel korter spijsverteringsstelsel. Ook wat betreft hun voedingspatroon verschillen ze heel sterk van de andere kleine zoogdieren, en leunen ze eigenlijk dichter aan bij de katten. Om dieper in te gaan op de voedingsbehoeftes van de verschillende kleine zoogdieren moeten we een onderscheid maken tussen herbivoren, omnivoren en carnivoren.
Herbivoren eten enkel plantaardig materiaal. Hieronder vallen konijnen en enkele knaagdieren zoals de cavia, chinchilla en degoe. Omnivoren eten zowel plantaardig als dierlijk materiaal. Voorbeelden zijn (dwerg)hamsters, ratten, muizen, gerbils en eekhoorns. De enige (strikte) carnivoor binnen onze groep kleine zoogdieren is de fret. Een fret MOET dierlijk materiaal eten om te overleven.
Voor konijnen en herbivore knagers (chinchilla's, degoes en cavia's) bestaat een gezond dagelijks menu uit een rijke mengeling (zoals Nature) of een monocomponentvoeder (zoals Complete), hooi en water. Snacks (zoals onze Nature-Snacks) en verse groenten kun je geven als gezonde traktaties. Het basisvoeder van deze dieren hoort vezelrijk te zijn, met een laag zetmeel- en suikergehalte. Vooral toegevoegde suikers moeten zo veel mogelijk beperkt worden. Het hoge vezelgehalte draagt bij tot de tandslijtage die heel belangrijk is bij konijnen en herbivore knaagdieren, omdat hun tanden hun hele leven lang groeien. Zo groeien de snijtanden van konijnen van 1 tot maar liefst 2,5 mm per week!
Het dagelijkse dieet van omnivore knaagdieren (hamsters, dwerghamsters, ratten, muizen, gerbils en eekhoorns) bestaat uit een basisvoeder, water en een kleine hoeveelheid verse groenten. Houd de hoeveelheid suikers wel beperkt en overdrijf dus niet met fruit. Een snackje dat specifiek voor jouw dier gemaakt is (vb. Nature Snacks) kan af en toe een lekkere beloning zijn. In vergelijking met herbivoren hebben omnivoren een grotere behoefte aan eiwitten en zetmeel en een lagere behoefte aan vezels. Hun dieet moet ook een kleine hoeveelheid dierlijke eiwitten bevatten. Daarnaast hebben ze net zoals de herbivoren nood aan voldoende tandslijtage.
Carnivoren zoals fretten hebben nood aan een grote portie dierlijke ingrediënten. Dierlijke eiwitten zijn een belangrijke bron van taurine, een essentiële stof die, net zoals arachidonzuur, niet door de fret zelf wordt aangemaakt en dus uit de voeding moet worden gehaald. Hun dieet moet daarnaast ook weinig koolhydraten en enkelvoudige suikers bevatten.
Conclusie: het kan heel gevaarlijk zijn om je dier een voeder/snack te geven dat eigenlijk voor een andere diersoort samengesteld is. Binnen onze R&D-afdeling stemmen we voor elk voeder de ingrediënten, analytische bestanddelen, vitamines, mineralen, enz. af op de unieke behoeftes van elk diersoort. Tekorten of overschotten van bepaalde bestanddelen kunnen nefast zijn voor de ontwikkeling van een dier. Elk klein zoogdier heeft zijn eigen behoeftes, en daarom kies je ook het best voor een dierspecifiek voer.
Je wilt alleen het allerbeste voor je konijntje, cavia, hamster ... Ook het lekkerste voer! Maar hoe bewaar je hun dierenvoeding ideaal?
Voer voor konijnen en knaagdieren bewaar je het best op een droge, koele en donkere plek. Laat de dierenvoeding in de verpakking zitten, en bewaar die in een voederton of voorraadbox. Zo zorg je ervoor dat er geen vochtigheid of lucht aan het voer kan en beperk je dus het risico op schimmel. Tegelijk blijven zo de aroma's, geur en voedingsstoffen optimaal behouden. Voedertonnen of voorraadboxen zijn immers vaak van plastic, die zijn geur aan het voer kan afgeven. Bewaar de voeding in ieder geval goed afgesloten. Op die manier zorg je ervoor dat vitamines en mineralen in de korrels of muesli optimaal bewaard blijven. Sommige vitamines zijn immers essentieel voor bepaalde knaagdieren (denk maar aan vitamine C voor de cavia). Haal verder letterlijk het onderste uit de kan als je korrels geeft uit een voederton en zorg er sowieso voor dat die helemaal leeg is voor je bijvult. Zo blijft niet altijd hetzelfde voer onderaan liggen.
Net als de andere dierenvoeding bewaar je hooi het best op een droge, luchtige plaats. Hangt er een onfris geurtje aan het hooi of vermoed je schimmel? Weg ermee! Neem geen risico met de gezondheid van je knaagdier of konijn. Omdat hooi voederen soms een stoffige aangelegenheid kan zijn, kun je dit voer bewaren in een grote voorraadbox.
Als je je huisdier verse groenten voert, moeten ze precies dat zijn - vers. Bedorven groenten of fruit kunnen je dier snel ziek maken. Deze dierenvoeding bewaar je bij voorkeur in de koelkast, maar laat die dan wel even op kamertemperatuur komen voor je er je dieren gelukkig mee maakt.
Huisdieren moeten te allen tijde toegang hebben tot fris, proper water. Ververs hun drinkwater elke dag en probeer hun drinkflesje of -bakje af te schermen tegen zonlicht, zodat het niet te warm wordt. Let in de winter op dat het water niet bevriest. Dan isoleer je het drinkflesje of bakje het best.
Hamsters zijn solitair. Tussen verschillende hamsters die samenleven in één kooi kunnen zelfs - soms verbeten - vechtpartijen uitbreken. Je houdt je hamster dus het best alleen. Maar waak er dan wel over dat het diertje zich niet verveelt! Hamsters zijn actief en speels en moeten zich kunnen uitleven.
De ideale kooi voor een hamster meet minstens 30 bij 25 cm en is 30 cm hoog. Zorg voor speelgoed waarin het diertje kan klimmen (niet te hoog, want een hamster heeft geen goed dieptezicht), net als voor een rad, om naar hartenlust in te lopen. Strooi de bedding rijkelijk op de bodem, want hamsters graven graag tunnels en houden ervan ondergrondse kamers te bouwen.
Waak er ook over dat de kooi goed sluit, maar niet volledig afgesloten is, zodat ze voldoende geventileerd wordt. Verder moet ze makkelijk te reinigen vallen, want ze is wekelijks aan een verversbeurt toe. Check tegelijk geregeld of de hamster niet kan ontsnappen, want dat doen ze graag!
Kamertemperatuur (18 °C-23 °C) is ideaal voor hamsters. Vermijd direct zonlicht en tocht, en maak het niet te warm, dat vinden ze immers niet leuk. Wordt het kouder, dan krijgen ze de neiging om voedsel te zoeken en te verzamelen - te 'hamsteren', dus.
Als de omgevingstemperatuur onder de 5 °C daalt (dat zal binnen zelden gebeuren, maar je weet maar nooit), dan zal je hamster een winterslaap houden. Zijn hartslag, ademhaling en lichaamstemperatuur zakken dan. Stoor het diertje niet, maar zet de hamsterkooi in een iets warmere ruimte, dan wordt de hamster weer rustig wakker.
Naast een leuk ingerichte en propere kooi is een goede voeding essentieel voor je huisdier. Hamsters eten elke dag zo'n 15 g voer, dat het best rijk is aan zetmeel en eiwitten, waaronder ook dierlijke, want hamsters zijn omnivoren. Zorg er ten slotte voor dat ze altijd toegang hebben tot vers water.
De lente en de zomer zijn ongetwijfeld de meest geliefde seizoenen van zowel mens als dier. Toch houden deze maanden voor vele dieren enkele risico’s in. Houders van konijnen moeten dan extra waakzaam zijn, want konijnen kunnen het erg lastig krijgen bij hoge temperaturen. Rond 24°C krijgen de meeste konijnen het al moeilijk en is het aan te raden extra aandacht te hebben voor verkoeling.Onze tips om je konijn te beschermen tegen de hitte vind je hier.
Maar de zonnestralen hebben ook voordelen voor jouw konijn! Denk maar aan het vers gras waar het van smult. Hier een lijstje met do’s-and-don’ts, zodat je jouw konijn zonder problemen kan laten genieten van zijn buitenloop!
Konijnen zijn niet goed bestand tegen de warmte. Een langdurige oververhitting kan soms zelfs dodelijk zijn. In de natuur graven ze een tunnel en zo kunnen ze zich lekker fris houden onder de grond.
Met de volgende tips houd je jouw konijn lekker fris: